Erik Kruithof

Modelspoor bouwen

Bovenleidings hoogte volgens NEM 201

Het volgens de NEM norm op juiste hoogt en met de juiste zijuitslag aanleggen van bovenleiding.

Bij de Europese spoorweg maatschappijen bestaan er verschillende maten voor de vereiste zijuitslag van de bovenleiding. Deze maat van de zijuitslag beïnvloed de afstand van het punt waar de rijdraat bevestigd zit en eventueel ook de mastafstand ten opzichte van de rails. In kleine boogstralen bij het modelspoor valt dit vaak erg op. Voor de zijuitslag zijn 2 systemen te onderscheiden:
1) Breed: Voor dienst met breedte stroomafnemers, zoals bij de DB AG en ÖBB, met een zijuitslag van 300 - 400mm
2) Smal: Voor dienst met smalen stroomafnemers, zoals bij de SBB, SNCF en FS, met een zijuitslag van 200 - 300mm

De hoogte van de rijdraad is in onderstaande tekening en tabel af te lezen. Hierbij is HF2 de normale hoogte van de rijdraad. Deze hoogte gebruikt men vooral op de vrije baan. Op stations hangt men meestal de rijdraad iets hoger (HF3), in tunnels en op bruggen meestal lager (HF1). De maximale zijuitslag word eigenlijk alleen in bogen gebruikt. Op rechte stukken spoor word de zijuitslag meestal verminderd tot 2/3 van de maximale zijuitslag.


De zijuitslag en hoogte van de bovenleiding. E. Kruithof

Schaal

S Breed

S Smal

HF 1

HF 2

HF 3

Z
N
TT
H0
S

2
3,5
4,5
6,5
8,5

1
1,5
2
3
4

25
34
44
60
80

28
38
50
69
93

30
40
52
73
98

alles in mm

De maximale mast afstand mastafstand (L) in spoorbogen kan men met de volgende formule berekenen:

L max = 4 * wortel R * S

Geraadpleegde bronnen
- NEM norm 201 uitgave 1999 eerste uitgave 1979